vrijdag 11 mei 2012

Subvraag 4b: Welk effect heeft topsport op de ontwikkeling bij jonge kinderen?



De invloed van intensief turnen op de lichaamsbouw en –samenstelling en de skelet- en puberteitsontwikkeling bij meisjes



De ontwikkeling van het vrouwelijke voortplantingsstelsel en de groei zijn
processen die erg kwetsbaar zijn voor verschillende vormen van stress, zowel
psychologisch als fysisch. Een optimale groei wordt bepaald door een combinatie
van genetische  invloeden en omgevingsfactoren. Stress en intensieve fysieke
trainingen kunnen aan de basis liggen van vertragingen in groei, botmaturatie en
puberteit, maar ook voeding en maatschappelijke vereisten, spelen een
mogelijke rol. De bijdrage van genetische voorgeschiktheid en sportspecifieke
selectie mag echter ook niet uit het oog verloren worden.

Bij de meeste vrouwelijk topgymnasten, zowel in artistiek als in ritmisch turnen,
wordt een vertraging in groei van het lichaam, in de start en het verloop van de
puberteit en in botmaturatie vastgesteld (Theodoroupoulou et al.,
2005).Turnsters zijn kleiner en fijner dan de gemiddelde meisjes in hun
leeftijdscategorie, en hebben een lager lichaamsvetpercentage (Claessens et al.,
2005). Deze vaststellingen werden in talrijke onderzoeken gedaan aan de hand
van anthropometrische metingen (lengte, gewicht, huidplooien, armspanwijdte,
borst- en heupomtrek, biacromiale en bicristale breedtes) en berekeningen (BMI,
zithoogte).

Het blijft nog steeds een discussiepunt of de meisjes klein zijn door het turnen,
of dat de meisjes turnen omdat ze van nature klein zijn. Het is ook nog niet
duidelijk of de puberteit vertraagd is, en of deze vertraging gerelateerd is aan de
intensiteit van de training of aan de specifieke noden en voorwaarden van de
sport, of de pubertaire ontwikkeling enkel verlengd is. Ook op de vraag of de
puberteit een normale ontwikkeling kent, in vergelijking met de botleeftijd, kent
men nog geen duidelijk antwoord.

Gevolgen:



Beperkte lengtegroei en gewichtstoename 
De topgymnasten van vandaag zijn kleiner en lichter dan hun voorgangers van
30 tot 40 jaar geleden. Een studie tijdens de Olympische Spelen in Sydney in
2000 rapporteert een gemiddelde lichaamslengte van 152 cm en een
lichaamsgewicht van 43 kg voor een gemiddelde leeftijd van 18 jaar (Borms et
al., 2003).

Gymnasten beginnen  al rond 5-7 jaar te trainen en zijn reeds op 10-jarige
leeftijd betrokken in een streng trainingsprogramma. Tijdens de preadolescentiejaren trainen de topsportgymnasten gemiddeld 24 tot 36 uur per
week, 4 tot 6 uur per dag en dit soms 12 maand per jaar.

De impact van de groeivertraging kan zelfs zo groot zijn dat de volledige
voorspelde volwassen lichaamsgestalte nooit bereikt wordt (Theintz, 1993).  Na
het beoefenen van de sport of tijdens periodes van minder trainen (bv. wegens
kwetsuren) is er een “catch-up-groei” (inhaalbeweging) zichtbaar. Bovendien is
het bewezen dat herhaalde compressiekrachten kunnen resulteren in een
vroegtijdige femorale en tibiale fusie van de groeischijven, met als gevolg een
verminderde groei van de onderste ledematen en een kleiner gestalte (Mansfield
et al., 1993). Verscheidene onderzoeken hebben aangetoond dat familiale en
constitutionele factoren een zeer belangrijke rol spelen bij de selectie van de
gymnasten (Peltenburg, 1984, Damsgaard, 2000, Tanghe, 1996). Namelijk,
vrouwelijke gymnasten zijn reeds kleiner dan meisjes van andere
competitiesporten op het moment dat ze met topsport starten. Ook zijn de
topsportgymnasten kleiner dan de minder competitieve of recreatieve
gymnasten, en zelfs de ouders van de topsportgymnasten zijn gemiddeld kleiner.
Hoewel het dus mogelijk is dat het kleine gestalte en het lage lichaamsgewicht te
wijten zijn aan zelfselectie om gymnastiek te beoefenen, kan het ook zijn dat de
groeivertraging het resultaat is van een inadequate voeding in relatie tot de
trainingsfrequentie, vooral in de periode van de adolescentie.

Bij de gymnasten is er een duidelijk beeld van een inadequate energiebalans. De
gemiddelde energie-inname van prepuberale en adolescente gymnasten zijn
merendeels lager dan wat algemeen wordt aangeraden. Dit kan gaan tot een
verminderde inname van 275-1200 kcal. Het verschijnsel doet zich vooral voor
bij de adolescente gymnasten.  Dit kan verklaard worden door het feit dat de
adolescente gymnasten hun energie-inname moeten beperken om de magere,
prepuberale lichaamsbouw te behouden. Bovenop de lage energie-inname
hebben de meisjes ook een tekort aan essentiële micronutriënten die invloed
hebben op de groei en skeletale ontwikkeling. Het gaat hier vooral om zink, ijzer
en calcium.

Sociale en psychologische factoren kunnen ook van belang zijn om in bepaalde
gevallen de inadequate groei van gymnasten te verklaren. Behouden van een
bepaald lichaamsgewicht, jarenlange trainingen en frequente wedstrijden,
invloed en verwachtingen van de ouders en trainers, manier van training… zijn
allemaal factoren die kunnen bijdragen tot verminderde calorie-inname en te
intensieve fysieke belasting voor de gymnast, wat vertraagde groei en
ontwikkeling tot gevolg kan hebben.


Verstoorde skeletontwikkeling
Botmaturatie
Het groeipatroon van gymnasten is veelal gekoppeld aan een vertraagde
botmaturatie. Uit onderzoek is gebleken dat de botleeftijd, gemeten via een
röntgenopname van de linker hand en pols, matig maar significant (P=0,01)
achter loopt op de kalenderleeftijd van de turnsters (Theintz et al., 1993). In de
studie wordt ook de botleeftijd bij zwemsters gemeten, en deze blijkt niet
vertraagd te zijn. De vertraging in botmaturatie kan mogelijks verklaard worden
door dezelfde factoren welke de lengtegroei beïnvloeden.

Botmineralisatie
Uit onderzoek kan men besluiten dat de minerale botdensiteit van gymnasten
significant hoger is dan deze van leeftijdsgenoten uit een controlegroep (Fehling
et al., 1993). De mineralisatie van het bot is, vooral gedurende de prepubertaire
periode en zowel bij jongens als bij meisjes, reactief aan de mechanische
krachten tijdens de specifieke turnoefeningen.  Aangezien bij gymnastiek de
trainingen vaak starten op jonge leeftijd is er een positief effect te verwachten.
Bovendien zijn de grondreactiekrachten tijdens gymnastiek gelijk aan ongeveer
10 keer het lichaamsgewicht bij prepuberale kinderen. Deze hoge
impactiekrachten hebben een hogere minerale botdensiteit tot gevolg,
voornamelijk ter hoogte van de wervelzuil en de onderste ledematen. Naast de
aard van de belasting, hebben ook de frequentie en de duur van de trainingen
een invloed op het bot. De lange, intensieve en vroege trainingen, gestart voor
en verder lopend gedurende de periode van snelle botaanmaak, zijn deels
verantwoordelijk voor de hoge minerale botdensiteit bij gymnasten.
Bovendien is het belangrijk om het gebruik van orale contraceptiva in het
onderzoek te betrekken. Er is namelijk gebleken dat orale contraceptiva een
positief effect heeft op de botminerale densiteit en dat dit effect groter is
naarmate men de orale contraceptiva langer gebruikt (Corson, 1993).

Botproporties
Vrouwelijke gymnasten zijn de kleinste atleten van alle jonge topsporters (Malina
RM, 1994). Er wordt gesuggereerd dat turntraining leidt tot een verminderde
groeimogelijkheid van de onderste ledematen, startend op 12 jarige botleeftijd,
met disproportioneel korte benen tot gevolg (Caine et al., 2001, Jahreis et al.,
1991, Theintz et al., 1999). Hoewel zeker is dat de gymnasten kleiner zijn en
kortere benen hebben, is uit verschillende onderzoeken gebleken dat de
proportionele verhoudingen tussen romp en onderste ledematen gelijkend zijn
aan deze van niet-atleten (Claessens et al., 1992). Er dient bij deze bewering
echter rekening gehouden te worden met het feit dat de zithoogte en relatieve
beenlengte op verschillende manieren berekend of gemeten werden. In een
andere studie (Theintz et al, 1993), waarbij de ratio zithoogte/relatieve - 12 -
beenlengte van turnsters vergeleken wordt met die van zwemsters, is er wel een
duidelijke verschuiving van de verhouding merkbaar door de korte onderste
ledematen bij turners.
Het verminderde groeivermogen van de onderste lichaamshelft kan verklaard
worden door een defect in de productie van groeihormoon, welke een groter
effect heeft op de groei van de lange beenderen dan op de wervels.  Deze
verminderde secretie kan tot stand komen door een combinatie van chronische
psychologische stress, intensieve sportbeoefening en verlate menarche. Ook hier
is het echter niet uitgesloten dat de meisjes geselecteerd worden om te turnen
omdat ze van nature korte benen hebben.

Blessures
Bij de preventie van blessures, dienen we zeker rekening te houden met het
ossificatieproces van het bot. Dit proces start bij de geboorte en eindigt na de
puberteit met het sluiten van de groeischijven. Een groeischijf bestaat uit
kraakbeen en vormt bij kinderen en adolescenten de zwakste structuur van het
musculoskeletale stelsel. De meest voorkomende letsels bij jongeren treffen deze
groeischijven. Enkele voorbeelden van frequentie kwetsuren zijn de ziekte van
Osgood-Schlatter, Little League Elbow (overbelastingstrauma) en apofysitis van
de ilia.
Aanslepende en recidive letsels zijn meestal het gevolg van de relatief lage
weerstand tegen repetitieve stress ter hoogte van de botgroeikernen bij kinderen
en adolescenten. Gymnastiek is hierbij een risicosport vanwege de frequente
hoge impact- en trekkrachten ter hoogte van de gewrichten en
peesaanhechtingen. Een dergelijke blessure zal zich manifesteren wanneer het
evenwicht tussen de belasting en de belastbaarheid van dit lidmaat, gewricht of
spier verstoord wordt. Het herstellen van dit evenwicht vormt de kern van de
behandeling. Concreet betekent dit dat men de belasting tijdelijk moet
terugschroeven en tegelijkertijd de belastbaarheid opdrijven door zeer gerichte
oefentherapie. Trainers en gymnasten moeten de reflex aanleren om reeds bij de
eerste klachten dit onevenwicht onmiddellijk te gaan herstellen.


Verlate en vertraagde puberteit
De gemiddelde leeftijd waarop de menarche ontstaat bij gymnasten ligt tussen
14,3 en 15,6 jaar (Beunen et al., 1999), terwijl de corresponderende waarden bij
de algemene Europese bevolking tussen 12,3 en 13,5 liggen (Malina et al.,
2004). Het is bekend dat meisjes die voor de puberteit starten met intensieve
trainingen, een verlate menarche hebben (Frisch et al., 1980, 1981). In een
onderzoek van Lindholm (et al., 1994) werd aangetoond dat de gemiddelde
leeftijd van menarche (14-15 jaar) 1 tot 3 jaren vertraagd was ten opzichte van
de controlegroep (12-14 jaar). De hoeveelheid lichaamsvet speelt in cruciale rol
in de aanvang van de menarche. Een verstoord voedingspatroon kan aanleiding
geven tot primaire amenorroe (afwezigheid van de maandstonden op de leeftijd
van 16jaar), secundaire amenorroe (afwezigheid van de maandstonden
gedurende 3 of meer maanden bij vrouwen die de menarche al bereikt hebben),
of oligomenorroe (een menstruele cyclus die langer dan 36 dagen duurt). Bij
gymnasten is er een hoge incidentie van secundaire amenorroe. De prevalentie
van ‘atletische amenorroe’ is 44% (Loucks et al., 1985). Abnormale menstruatie
patronen hebben een negatief effect op de botmineralisatie. Dit heeft gevolgen
op korte en lange termijn: verhoogd risico op stressfracturen en osteoporose.

Bron: http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/145/RUG01-001459145_2011_0001_AC.pdf




Geen opmerkingen:

Een reactie posten